Herdenking 2025

Eind mei 2013 werd het monument Schaduwkade onthuld. Afgelopen 4 mei vond al weer de 12e herdenking plaats, al zijn er twee niet doorgegaan vanwege Corona.

Het programma begon zoals aangekondigd om 19.30, maar al eerder dan dat begon het publiek zich te verzamelen. Elke keer is het weer een bijzonder en indrukwekkend gezicht, de vanzelfsprekendheid waarmee enkele honderden mensen rustig komen aanwandelen om de herdenking op de Schaduwkade bij te wonen.

Saxofonist Job Chajes was ook dit jaar weer beschikbaar. Zijn warme en melancholische geluid vormt een zeer passende en waardevolle omlijsting van de herdenking.

Om 19.45 leidde Heleen Gans, één van de bewoners en lid van de initiatiefgroep Schaduwkade, de herdenking in en kondigde de spreker aan. Dit was Benno del Canho, die namens zijn vader het verhaal van diens familie aan de gracht en in deze buurt vertelde. Vader Harry was zelf aanwezig, maar gaf er gezien zijn leeftijd de voorkeur aan dat zijn zoon het woord voerde. Zijn verhaal is hieronder terug te lezen.

Toen de lantaarns weer uitfloepten kondigde chazzan Sacha van Ravenswade een Joods gebed aan, met begeleiding van Job Chajes op saxofoon. Hij had gekozen voor een gebed voor de levenden in plaats van voor de doden, terwijl dat laatste gebruikelijk is bij een herdenking. Hij zei: “Voor mij persoonlijk past het in de huidige tijd om een actieve positie in te nemen door iets aan te roepen. Het gebed dat we uitspreken heet in het Nederlands vertaald: Hoor ons huilen.”. Sacha en Job zijn in het filmpje te beluisteren. Na “Hoor ons huilen” kon iedereen een roos bij één van de naambordjes leggen, een altijd weer mooi en betekenisvol afsluitend ritueel.

Een deel van de aanwezigen heeft hierna in de Hoftuin nog wat gedronken en nagepraat.

Het verhaal van Harry del Canho, verteld door zijn zoon Benno

Het is donderdag 9 juli 1942. Eduard del Canho en zijn dagverse bruid Rebecca Knokker betrekken het appartement aan de Nieuwe Keizersgracht 2-I hier aan de overkant. De ceremonie van het burgerlijk huwelijk eerder die dag moet sober zijn geweest, de gele sterren op de kleding duidelijk zichtbaar. Of het stel ook onder de choepa heeft gestaan, en of de bruidegom nog een glas heeft vertrapt, kan niemand vandaag meer navertellen. De nazi’s waren inmiddels overgegaan op het planmatig vermoorden van de Nederlandse joden. Hier in de oude Amsterdamse jodenbuurt hield men zich gedeisd.

De naam Del Canho duikt voor het eerst op in de Amsterdamse archieven in 1640, toen Aron en Sarah del Cañe een jong gestorven kind in Ouderkerk ten grave droegen. Het gezin was arm en kreeg regelmatig extra voedsel uit de opbloeiende joods Portugese gemeente. Nadien hebben in Amsterdam altijd del Canho’s gewoond.

Mijn overgrootouders Juda del Canho en Judith Mathijse stichtten hún gezin hier vlakbij aan de Amstel, op de hoek met de Magere Brug. De wieg van hun drie zoons keek uit over de rivier. In onze voorouderlijke lijn is het zo dat als je David of Juda heet, je de oudste zoon bent. In die hoedanigheid was mijn overgrootvader verantwoordelijk voor het levend houden van de traditie. Niet streng in de leer, maar – ik citeer mijn vader: “Opa kon de Seideravond tot een festijn maken.” Juda was in het dagelijks leven diamantslijper en een actief lid van de diamantbewerkersbond, de eerste vakbond van Nederland. De drie broers, David, Eduard en Hartog, genoten lager en middelbaar onderwijs. Toen Juda in de crisisjaren zijn baan kwijtraakte, zorgden de broers er gezamenlijk voor dat het huishouden kon blijven draaien. En dan schoot er ook nog tijd over voor recreatie. Ze zaten op korfbal, een moderne sport met progressieve ambities waarbij jongens en meisjes met elkaar in één team speelden. Er waren – kortom – wel slechtere tijden geweest om op te groeien in een gezin met beperkte middelen.

Aan de muur in de hal hingen de hoeden. Wanneer de broers uitgingen, kon moeder Judith pas met een gerust hart gaan slapen als alle drie die hoeden weer op hun plek hingen. Het besef een vol huis te hebben moet haar een gevoel van rijkdom hebben bezorgd.

David, de oudste, werkte als vertegenwoordiger voor de textielgroothandel van de familie de Beer in de Jodenbreestraat. Op één van zijn reizen naar het zuiden kwam hij in de trein tegenover een jongedame te zitten, een jaartje jonger, maar net als hij van 11 mei. Of de verliefden per toeval dezelfde verjaardag hadden of dat dit toeval juist de romance op gang heeft geduwd, is één van die vragen waarop geen antwoord meer komt. Hoe het ook zij: de twee zouden trouwen en streken neer in Breda.

Aan de muur in de hal van het huis aan de Amstel hingen alleen nog de hoeden van Eduard en Hartog, toen vanuit Duitsland de lucht steeds donkerder dreigde. Al snel tijdens de bezetting werden de zorgen om de nog inwonende jongens tastbaar. Bij de tweede grote razzia van 11 juni 1941, werden 300 joodse jongemannen, waaronder Hartog, opgepakt en op transport gesteld naar Mauthausen. In september werd de diepste angst waarheid, en kwam het verschrikkelijke nieuws dat hij daar door uitputting was gestorven.

De resterende hoed aan de muur in de hal was die van Eduard. Eduard stond bekend als een charmante boef en als je naar zijn foto kijkt, dan begrijp je wel waarom. Een knappe vent – die doet denken aan Robert de Niro, als de jonge Vito Corleone – kijkt licht spottend dwars door je heen. Tóch was Eduard betrekkelijk oud toen hij op zijn 33ste alsnog trouwde. Zijn Rebecca, een meisje uit de buurt, was net 25. Er bestaan geen foto’s meer van haar. Of het paar kinderen wilde, weten we niet. Ze hebben een paar manden hier aan de overkant van de Schaduwkade gewoond, toen ze op transport werden gesteld naar Sobibor, waar ze bij aankomst direct werden vermoord.

Toen Judith en Juda, herfst 1942, op hun beurt uit het huis aan de Amstel werden gehaald, hing er aan de muur in de hal geen enkele hoed meer. Twee zestigers die in een overvalwagen werden gestopt, met nog een laatste blik op de plek waar ze hun kinderen hadden groot gebracht, de buurt waar ze ook ooit zelf waren geboren en getogen. Zouden ze zich nog hebben verzet tegen hun lot dat naar Auschwitz voerde? Maakte de moord op mijn overgrootouders het onrecht dat hun al was aangedaan nog groter?

Alleen David, mijn opa, overleefde de oorlog, mede dankzij de gewiekstheid van zijn vrouw, mijn oma, die al vroeg door had welk gevaar het jonge gezin liep. Bovendien stond ze met beide benen in de wereld, waardoor ze wist wie kon en durfde helpen bij het vinden van veilige schuilplaatsen voor zichzelf en hun zoontjes Harry en Eddie – over die namen hebben ze niet lang hoeven piekeren. Hun diverse redders hebben voor de geboden hulp, ongeacht het gevaar dat zij en hun families hierbij zelf liepen, nooit om enige dank of erkenning gevraagd. Oma sloeg na de oorlog geen verjaardag over.

Ik herinner mij mijn opa als een opgewekte man, die ons aan het lachen kon brengen door met zijn kunstgebit te klapperen. Hij stemde op de PSP, de partij die alle geweld had afgezworen. Hij is helaas vrij jong overleden, nog voordat de naam Del Canho voorzichtig weer opdook in het telefoonboek van Amsterdam. Ik was te klein voor de vragen die ik hem nu zou willen stellen, hoe het hier was voordat de mensen er verdwenen, de reuring op het Waterlooplein, over de vrienden, de familie, over het huis aan de Amstel, over Judith, Juda, Hartog, over Eduard en zijn Rebecca.

Amsterdam, 4 mei 2025

Eduard en Hartog del Canho
Eduard (links) met zijn broer Hartog. Oorspronkelijk was de foto van de drie broers, met David rechts.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven